Gezondheid, Historie, x
Laat een reactie achter

Melkgebruik door de vroege mens

Take home message

  • Het gebruik van melk begon in Europa in het Neolithicum. Startend met geit en schaap ontwikkelde de consumptie van melk zich via de landen en streken grenzend aan de Atlantische en Noorzeekust geleidelijk van zuid naar noord. Hoe noordelijker, hoe meer geit en schaap vervangen werden door koeien, en hoe meer melk men ging consumeren. En passant werd de Europese mens genetisch lactase-persistent.

Hoe kom je erachter, wat mensen sinds de Steentijd aten? Wanneer werd melk een onderdeel van hun voeding en in welke mate? Hoe snel ontwikkelde zich melkconsumptie door Europa? Er zijn verschillende methoden om inzicht te krijgen in hetgeen mensen consumeerden in verschillende streken en in verschillende millennia van de ontwikkeling tot de huidige mens. Ten eerste de resten aan vetten in het gebruikte aardewerk, was dit van vlees (varken, rund, schaap) of was het van melkvet? Dan de potten zelf, de vorm ervan. Duidelijk is, dat melkproducten dikwijls in een ander soort aardewerk werden bewaard dan in de keramische kookpotten. Tenslotte de botsamenstelling van de mens (beenderen en specifiek het tandbeen). Op basis van zg. isotopenverhouding van verschillende elementen (bijv. koolstof als 12C en 13C, calcium als 42Ca of 44Ca) kun je uitspraken doen over het dieet.

Kader: stabiele isotopen

Isotopen zijn chemische elementen met een ander moleculairgewicht. Mendelejev heeft de atoomkaart ontwikkeld, waarin je ziet, hoe de chemische elementen veranderen en in families bijeen horen. Het kleinste element is waterstof (H). Waterstof heeft in haar kern één proton en één neutron. Om elke waterstofkern circuleren elektronen. Tezamen bepalen zij het atoomgewicht van waterstof. Koolstof heeft 6 protonen en een atoomgewicht van 12 (6 protonen plus 6 neutronen), (= 12C). Er zijn echter twee isotopen, waaronder 13C, die een zwaardere vorm van ‘gewoon koolstof’. Er bestaat ook een 14C, die radioactieve eigenschappen heeft. Calcium is een belangrijk element in de botten. Calcium heeft 20 protonen en een atoomgewicht van 40 (= 40Ca). Er bestaan verschillende isotopen, onder meer 42Ca en 44Ca. De analyse van stabiele isotopen geeft de mogelijkheid om diëten te analyseren, aangezien plant, vlees of melk verschillende isotopen-verhoudingen achterlaten in de botten.

De start van de landbouw in de vruchtbare Halve maan

De overgang van jager-verzamelaar naar landbouwer heeft lange tijd geduurd. Het gaat namelijk gepaard met een vaste verblijfplaats, het verzamelen en zaaien van wilde granen en andere eetbare soorten, de stapsgewijze selectie en veredeling tot granen en het temmen van dieren, de herkauwers, eerst voor hun vleesproductie, later hun melk. Boer ben je niet zomaar, en een Oeros is niet in 1x tam. Dit tam-maken ging gepaard met houderij, huisvesting, voeding voor deze dieren, met een sturing van het afkalfpatroon teneinde melk te krijgen, en niet te vergeten het afspenen van de nakomelingen, waarbij de moeder daarna nog wel steeds melk moest blijven geven. Een proces van 100en tot 1000en jaren van cultuurontwikkeling en genetische adaptatie in de vorm van lactase-persistentie, het vermogen om lactose te kunnen blijven verteren als volwassen mens. Om stenen gereedschap met andere stenen te maken, is een moeizaam proces. Niet onbelangrijk was de uitvinding van het wiel, teneinde goederen makkelijker te kunnen transporteren.

We spreken van ca. 11.000 v.Chr, 13.000 bP (= voor nu), de periode die bekend staat als het Neolithicum en de culturele fase van de neolitische revolutie: het boer-worden in de Steentijd. Periodes die hierbij horen, zijn de pre-keramische en keramische tijdvakken, duidend op de introductie van gebakken aardewerk, nodig om te koken, te bewaren en het bewerken van voedsel. Doordat men zich settelde, was het ook noodzakelijk om voedsel voor de niet-productieve seizoenen te hebben.

Melkgebruik door de millennia

In onderzoek van Tacail et al. (2021) worden de Calcium-isotopen in botten en tandbeen gebruikt teneinde te beoordelen wanneer de vroege landbouwers melk begonnen te gebruiken. Op basis van huidige mensen, die helemaal nooit melk(producten) kennen (Baka in Kameroen) en 19e -eeuwse Melanesiërs uit Nieuw-Caledonia werd beoordeeld, wat de verhouding van 44Ca en 42Ca in hun botten was. Zij aten van alles, maar gebruikten geen melkproducten. Hetzelfde werd gedaan in populaties die leefden van melk en melkproducten, omgerekend komt ca. 50-70% van de dagelijkse Calcium van melk. Op deze wijze heeft men als het ware zijn eigen meetlat gecreëerd op basis van de verhouding 44/42Ca in relatie tot geen melkconsumptie tot ‘veel/ geregeld melk’. Het blijkt, dat consumptie van melk tot een andere verhouding van de beide Calcium-isotopen leidt in de botten en deze verhouding kun je gebruiken om de mate van melkconsumptie te bepalen door de tijd heen. Het maakt voor de 44/42Ca verhouding uit, of je Calcium uit planten, eieren, vlees of vis opneemt of uit zuivel. Dit wordt zichtbaar gemaakt met deze techniek.

Op basis van zowel de locatie als de ouderdom van opgegraven botresten en skeletten werd vervolgens gekeken, hoe de verhouding 44/42Ca in de tijd (vanaf 13.000 jaar geleden tot heden) verschoof. In figuur 1 staat de daling van de isotopenverhouding gelijk met de toename aan melkproducten. Deze lijn laat in een rechte lijn de correlatie met een toename van melkconsumptie zien.

Fig 1. De relatie tussen de isotopenverhouding 44/42Ca (verticaal) in de tijd (horizontaal startend 10.000 jaar geleden tot heden) als uitdrukking voor de toename van melkproducten in de loop der millennia. De namen geven de verschillende vondsten aan (overgenomen uit Tacail et al., 2021).

De melktocht door Europa

Cubas et al., (2020) gebruikten de isotopen techniek in vondsten van etensresten in aardewerken potten. Door de enorm grote gevoeligheid van deze laboratoriumtechniek kun je met sporen van voedselresten toch nog een uitspraak doen, wat in de stenen pot gekookt of bewaard werd. Ruim 230 vondsten konden worden gebruikt en hier ging het om de vetzuren en de koolstof-isotopen in de vetten, met name de 13C. De combinatie van de vetzuren C16:0 en C18:0 (palmitine- en stearinezuur) en de 13C-isotoop geeft uitsluitsel of het gevonden vet afkomstig is van rundvlees, varkensvlees of melkvet. Cubas was geïnteresseerd, hoe melkconsumptie zich in Europa ontwikkelde, hoe melkconsumptie zich vanuit het stroomgebied van de Eufraat en Tigris (huidige Irak), via de Griekse eilanden en Italië, Portugal naar het noorden langs de Atlantische kust verspreidde.

Wanneer je de weidegebieden van Europa bekijkt, waar zich vooral de melkveehouderij heeft ontwikkeld, dan vinden we langs de Atlantische kust eerst het Iberisch schiereiland, te weten Portugal en Galicië (Spanje), dan Normandië en Bretagne (Frankrijk), verder langs de Noordzeekust, België, Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken plus daarnaast de Britse eilanden (Engeland, Schotland, Wales en Ierland), ingesloten tussen Atlantische Oceaan en Noordzee. De grasrijke gebieden zijn gekoppeld aan de warme golfstroom en een neerslagoverschot.

De onderzoekers vonden een gradiënt van Zuid naar Noord langs de kust, als het om de indicatie van 13C-isotoop uit melk gaat. De Steentijd-mens startte zuidelijk in Europa (met geit en schaap) en schoof geleidelijk aan door naar Midden- en Noord-Europa, steeds meer op basis van koemelk. Naarmate men de latere en meer noordelijke vondsten beoordeeld, werd duidelijk, dat het belang van melkproducten in het dieet toenam (meer vondsten) en steeds meer op basis van koeien. Alleen in de zuidelijke deel bij aanvang van de Steentijd was er sprake van een mix van vetten uit vlees en melk van schaap en geit. De snelste veranderingen in hoeveelheid en type melkconsumptie hebben plaats gevonden in een periode van 1.500 jaar, namelijk tussen 5.400 bP (zuiden) en 3.500 bP (Britse eilanden).

De analyse van isotopen van runderen uit Bercy in Noord-Frankrijk laat zien, dat de verlenging van hun geboorteseizoen en het vroege spenen van de kalveren hand in hand gingen met een zekere intensievering van de melkveehouderij aan het begin van het 4e millennium voor Christus, wat samenvalt met de komst van het rundvee in Groot-Brittannië. Het lukte de mens steeds beter om de koeien te domesticeren en te fokken voor hun melk. Ook in andere Noordelijker gelegen gebieden (Duitse Schleswig-Holstein, Denemarken en de Baltische Staten) is er rond die tijd (4e millennium voor Chr) sprake van de domesticatie en fokken van rundvee, maar ook de veredeling van cultuurplanten. Daarmee heeft de landbouwende mens het noorden van Europa. In Noord-Europa wordt deze nieuwe stap ingeluid als de Trechterbekercultuur. Er kwam speciaal aardewerk om melk in te bewaren en verwerken, smalle bekers, flesvormige potten en kommen.

Vroege Neolitische culturen waren nog lactose intolerant. Volwassenen konden geen melk verteren zonder darmproblemen te krijgen. Mensen met een Kaukasische achtergrond (lees: de witte Europese mens) heeft zich echter in een relatief korte tijd aangepast aan de zoete melk in zijn dieet. Meerdere genetische aanpassingen zijn aantoonbaar aanwezig, die de moderne mens van lactose-intolerant tot lactase-persistent maakte, binnen enkele millennia.

Literatuur

  • Cubas, M., Lucquin, A., Robson, H. K., Colonese, A. C., Arias, P., Aubry, B., … & Craig, O. E. (2020). Latitudinal gradient in dairy production with the introduction of farming in Atlantic Europe. Nature communications, 11(1), 1-9.
  • Tacail, T., Martin, J. E., Herrscher, E., Albalat, E., Verna, C., Ramirez-Rozzi, F., … & Balter, V. (2021). Quantifying the evolution of animal dairy intake in humans using calcium isotopes. Quaternary Science Reviews, 256, 106843.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.