Gezondheid, Historie, Osteoporose, Tandbederf
Laat een reactie achter

Stijve cavia’s in 1950

Hugo Krüger reflecteert in 1955 op de waarnemingen en experimenten gedaan met cavia’s. Men had onder meer ontdekt, dat cavia’s die rauwe melk in hun dieet kregen normaal en gezond bleven en diegene die gepasteuriseerde melk kregen verstijfden. De fenomenen waren nog erger, wanneer de dieren gepasteuriseerde magere melk kregen. De verstijving was een snel en geleidelijk proces, waarbij verschillende verschijnselen optraden: kalk-afzetting (‘calcinosis’) in de spieren en bloedvaten (‘frequently the aorta is found to be rough and calcified’), maar als eerste de verstijving van het polsgewricht, waardoor lopen moeilijk werd (‘wrist-stiffness’). Door de verkalking van de bloedvaten steeg de bloeddruk bij de dieren. Uiteindelijk stierven deze dieren. Krüger beschrijft nog enkele andere fenomenen aan deze dieren: calcium-afzetting in zachte weefsels, sterk afgebouwd spierweefsel (‘dystrophy’), afwijkingen aan botten en tanden en doofheid (‘loss of auditory reflexes’). De Calcium-stofwisseling is verstoord, wat ook blijkt uit de hoge verliezen van Calcium in de urine van dieren die tekorten vertonen. Het fenomeen was ontdekt door de onderzoekster Rosalind Wulzen (geb 1886) en naar haar werd het vernoemd als het ‘Wulzen-syndroom’.

In die tijd zocht men vooral naar mogelijkheden om de voeding te verbeteren. De medicalisering van de zieke mens stond nog in de kinderschoenen. Eén van de verbeteringen trad op, wanneer de dieren vers groenvoer kregen in de vorm van verse boerenkool (‘kale’) of luzerne. Dan trad geen enkele van de negatieve verschijnselen op. In de publicatie noemt Krüger het Engelse woord ‘greens’, maar schrijft erbij ‘kale if possible’. De zoektocht naar de zg. ‘anti-stijfheid-factor’ in de voeding was begonnen. Wanneer je echter goed naar alle fenomenen kijkt, dan gaat het hier wederom om de vraag naar de juiste regulatie, namelijk spieren, aderen, nieren (zachte weefsels in het algemeen) ‘horen’ niet te verkalken, de botten horen omgekeerd niet te ontkalken (tanden, botten) of te lijden onder overdreven kalk-afzetting (gehoorbeentjes).

De vetoplosbare vitamines spelen een sleutelrol in dit verhaal, dit wordt ook al door Krüger (1955) in zijn discussie opgeworpen (‘the steroids tested’) en door Rosalin Wulzen beschreven (Lansbury et al, 1953). Het gaat om de groep van de sterolen of steroïden of steroïde-hormonen. Zij zijn hitte-gevoelig. Belangrijke stoffen die verschillende levensprocessen ondersteunen (membranen, transport, signalering) en mogelijk maken of wanneer de verhouding niet goed is of wanneer ze goeddeels ontbreken tot problemen kunnen leiden. Steroïden kennen een kern van 4 C-ringen, 3×6 en 1×5. Tot de steroïden behoren onder meer: cholesterol, de geslachtshormonen testosteron en estradiol, maar ook de verschillende vitamine D-vormen. Er zijn 100en steroïden bekend voorkomend in planten, dieren en schimmels.

Eén van de sterolen is het Stigmasterol, dat in plantenvet wordt gevonden. Wanneer cavia’s dit geïsoleerde Stigmasterol in hun dieet toegevoegd kregen, dan herstelden zij in korte tijd. Dit verklaart ook waarom de dieren herstelden op het verse groenvoer, dat ook plantenvet bevatte. Maar mogelijk speelt hier ook de Vitamine K1 een rol in. Vitamine K1 komt in hoge concentraties voor in de genoemde boerenkool. Dieren zijn in elk geval is in staat om Vit K1 om te zetten in Vit K2, en de gehaltes zijn hoger wanneer koeien snel groeiend gras opnemen. De hittegevoelige vitamine D3 komt voor in melkvet, wat het verschil verklaart tussen rauwe, volle melk en gepasteuriseerd, volle melk. Ook verklaart dit, dat de dieren er slechter aan toe waren, wanneer ze alleen magere melk kregen, waar alle resten aan Vitamine D3 uit verdwenen waren. Landsbury et al (1953) concludeerden, dat de abnormale afzettingen bij de cavia’s teruggedraaid konden worden, wanneer hogere dosis van de ongepasteuriseerde room (melkvet) werden verstrekt: de verkeerde afzettingen van Calcium werden opgelost en de klinische verschijnsels van het syndroom verdwenen.

Landsbury et al (1953) beschrijven echter ook, dat te hoge dosis aan vitamine D ertoe kunnen leiden, dat kalk op de verkeerde plekken wordt afgezet. Levertraan, echter, had niet het gewenste effect, de verschijnselen verslechterden. Levertraan bevat voor Vitamine A en D.

In de 1950er jaren werden experimenten gedaan met reuma-patiënten die men behandelde met ongepasteuriseerde room. In de meeste gevallen heeft dit er niet toe geleid, dat men de reuma kon oplossen, slechts een enkel geval profiteerde van de behandeling.

Een mens is geen konijn en een konijn geen cavia. Derhalve moet je oppassen met het vertalen van resultaten van dier-experimenten naar de mens. Dier-experimenten worden vaak gebruikt om onderliggende processen te verklaren en te begrijpen. Wat in elk geval duidelijk is in cavia’s is dat er vergelijkbare fenomenen optreden als beschreven rondom osteoporosis en artherosclerosis: kalk komt op de verkeerde plekken terecht, dan wel kalk wordt onttrokken aan de plekken, waar het hoort. Een interessante theorie, hoe het nu werkelijk in elkaar steekt, komt wellicht uit de verhouding tussen de verschillende vitamines, de wijze waarop onder meer vitamine A en D worden gereguleerd door vitamine K2. Te hoge doses D3 kunnen problemen geven, maar ook te lage. Weston A Price kwam er achter, dat er een verborgen factor was in de voeding van de natuurvolkeren, die hij niet analyseren kon, de activator oftewel factor X, later bekend als Vitamine K2. Price behandelde cariës-patiënten met een mix boterolie en levertraan. Hier heb je te maken met relatief hoge dosis van A, D3 en K2, wat een bijdrage kan leveren aan de juiste procesregulatie van de Calciumafzetting in het lichaam door de vetoplosbare vitamines.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.