Bacteriële besmetting, Gezondheid, Historie
Laat een reactie achter

Uitroeien of endemisch worden?

Controle van infectieziekten via voeding en hygiëne

Take home message

  • Angst gedreven zien we vaccinatie als de enige oplossing voor de SARS-COVID19 problematiek. Wanneer je echter de oorzaak van de sterke afname van alle infectieziekten na 1850 bestudeerd in tijden dat er geen massa-vaccinatie of antibiotica was, dan is het de vraag of vaccinatie nu de werkelijke maatregel is om infectieziekten als COVID19 onder controle te krijgen.
  • De focus in dit artikel ligt op de omgeving, hygiëne, leefstijl en de voeding teneinde bacteriën en virussen tot onderdeel van ons leven te maken.

Infectieziekten te over

De 18e en 19e eeuw staan bekend als de eeuwen, waarin de mensheid werd getroffen door reeksen van infectieziekten. Met de groei van de bevolking en de opkomst van de steden golfden de infectieziekten door de wereld heen. De vraag is, hoe zijn we ervan afgekomen en wat kunnen we ervan leren?

Het viel niet mee om te leven ten tijde van een opkomende industriële revolutie. Erg oud werd je niet, mits je niet al in het 1e levensjaar was overleden. Afgetobd en afgeleefd stierf je voor je 40e. Er waren nogal wat infectieziekten, die meer slachtoffers maakten dan alle oorlogen bij elkaar. Het rijtje ziekten, waarin bacteriën of virussen de grondslag zijn voor het ziek-zijn, is indrukwekkend en we geven deze bacteriën de schuld voor de sterftecijfers. In de Westerse wereld sterf je niet meer aan infectieziekten, zoals difterie, cholera, tuberculose, mazelen, gele koorts, roodvonk, kinkhoest, pokken, de vlek- en buiktyfus of dysenterie. Dat was anders in vorige eeuwen. Echter als je nauwgezetter kijkt, hoe de westerse mens deze ziekten achter zich heeft gelaten, speelt hier dezelfde discussie als bij Corona, namelijk stierf je met cholera of met kinkhoest of ààn cholera of ààn kinkhoest? Het verschil lijkt subtiel, en impliceert een mono-causale relatie met een bacterie of virus, dan wel een multicausale relatie en ruimte voor versterkende of verzwakkende omstandigheden, de co-morbiditeit. Virussen en bacteriën als enige oorzaak, of als mede-oorzaak aan je ziekte of sterven? Moet je (zelfs de vraag: kun je…) de bacterie of virus uitroeien, of moet je de omstandigheden voor het virus of bacterie ongunstig maken, waardoor dergelijke micro-organismen niet meer dodelijk zijn, en endemisch in ons leven zijn opgenomen? Endemisch zijn inmiddels de rij aan verkoudheidsvirussen.

Leven in het industriële tijdperk

Volwassenen en kinderen deden afschuwelijk werk in de IJzeren eeuw: lang, gevaarlijk, luid, zwaar, eentonig, stinkend, giftig, ….. Niet 7 uur per dag, maar in shiften van 12-14 uur. “Voordeel” was, dat je de bedden na elkaar door verschillende mensen kon laten gebruiken, de een overdag, de ander ‘s nachts. Dat gebeurde ook, en dikwijls werden de bedden nog met meerderen gedeeld. De woon- en leefomstandigheden waren treurig. Men woonde met te veel mensen in te kleine, dichte, ongeventileerde, vaak vensterloze woningen. Bij de opkomst van de verstedelijking deden zich allerlei problemen voor: waar moet je heen met het afval, waar haal je schoon drinkwater vandaan, hoe vermijd je dat schoon water en afvalwater met elkaar mengen? Wat doe je met de poep van dieren die in de stad rond scheten? Vergeet ook de menselijke fecaliën niet. Helaas was de 18e-eeuwse stadbestuurder de properheid, schoonheid en reinheid van de Romeinen alweer vergeten, die het al bij de start van de Christelijke jaartelling gelukt was, om mensenmassa’s op een goede, veilige manier in steden te laten leven.

Een leerrijk boek is Dissolving illusions met de ondertitel Disease, vaccines and the forgotten history, geschreven door een arts (S. Humphries) en een historicus (R. Bystrianyk). Het boek beschrijft, hoe we de dodelijke infectieziekten hebben beteugeld en stapgewijs terugliepen. Wat is de rol van de leefomstandigheden, armoede, voeding en ondervoeding, de kennis rondom hygiëne en de rol van vaccinaties en de vondst van penicilline/ antibiotica. Leerrijk, omdat de geschiedenis niet ten einde is, en we ons dezelfde vragen kunnen stellen, als het om de huidige en toekomstige omgang met de nieuwe pandemieën gaat. COVID19 zal echt niet de laatste epidemie zijn, die de mensen (doods)angst inboezemt.

Sterfte in het kraambed

Wanneer een moeder na de geboorte van haar kindje alsnog aan de kraambedkoorts stierf, had dit veelal een enorme impact op de baby en de rest van het gezin. Wanneer moeder wegviel, werd het er meestal niet beter op voor de nabestaanden. Magere, uitgeteerde moeders gaven al niet veel moedermelk, maar wanneer je moeder stierf, dan was er gewoon geen moedermelk. En dat was de slechtst denkbare start voor het nieuwe leven. Van groot belang dus, dat de moeder een bevalling overleefde. Er waren tijden, dat vroedvrouwen zorgdroegen voor de geboortes van baby’s. In de 19e eeuw ontstond er in stedelijke gebieden een zekere concurrentie tussen de artsen, die aan ziekenhuizen waren verbonden en de vroedvrouwen. Voor de bevallende moeders werd het er niet beter op, wanneer artsen zich met de geboorte gingen bemoeien. De Oostenrijkse arts Ignaz Semmelweis (1818-1865) zag de grote verschillen in sterftecijfer tussen vrouwen die in ziekenhuizen, dan wel thuis bevielen. De eerste groep werd door (mannelijke) artsen begeleid, de tweede door (vrouwelijke) vroedvrouwen. Semmelweis ontdekte ook waarom zoveel vrouwen stierven, namelijk doordat de artsen zonder tussen-desinfectie of grondig handen wassen van een zieke, infectieuze patiënt of van een snijzaal met lijken naar een bevalling gingen. Parijse cijfers geven aan, dat in de 18e eeuw ca. 50% van de vrouwen, die in het ziekenhuis bevielen, stierven. Soms kreeg Semmelweis met zijn (nieuwe) aanbevelingen voet aan de grond, waardoor de sterftecijfers in ziekenhuizen, waar artsen overgingen op ontsmetting van hun handen, terugliepen naar vrijwel 0% sterfte in het kraambed. Meestal werd Semmelweis weggezet als een kwakzalver. Er was een paradigma-wisseling nodig, die nieuw licht wierp op de betekenis van hygiëne.

Gek genoeg staat de uitvinding van antibiotica in de medische boeken, als datgene wat de sterftecijfers van kraambedkoorts heeft teruggedrongen. De auteurs van het boek Dissolving illusions berekenen, dat in de 19e eeuw 20% van de bevolking uit moeders bestond, waarvan 30% in het kraambed stierven. Door gedragsverandering onder de artsen, namelijk handen wassen en ontsmetten, had dit leed al vanaf het midden van de 19e eeuw kunnen worden teruggedrongen. De inzet van antibiotica kwam namelijk pas halverwege de 20e eeuw, nadat Fleming in 1928 penicilline ontdekte.

De steile val van infectieziekten

Net zoals de start van een epidemie gepaard gaat met een exponentiele groei van het aantal gevallen, zo is ook het omgekeerde het geval, wanneer je naar het uitdoven van infectieziekten kijkt. Na de vrije val neemt het aantal dodelijke slachtoffers verder af tot (vrijwel) nul. Dit is wat men groepsimmuniteit noemt. In verschillende hoofdstukken illustreert het boek, hoe werkelijk alle infectieziektes ten eerste in ongeveer een eeuw tijd terugliepen (afname van sterfte met 95-99%), maar gek genoeg ook, dat de ziektes niet verdwenen waren, maar veranderd zijn in vrij milde ziekten, zonder dodelijke afloop. Zij waren nog steeds aanwezig halverwege het midden van de 20e eeuw, maar veelal niet meer dodelijk. Wat was er veranderd? Zie als voorbeeld: mazelen in de VS (fig. 1).

Figuur 1. Aantal doden per 100.000 door mazelen van 1900 tot 1987 in de VS. Je kunt grofweg drie periodes onderscheiden: tot 1910-1920 (constant hoog, infectieus); van 1920 tot 1950 (doorgaande daling) en na 1950 (endemisch worden, ongevaarlijke ziekte). De introductie van een vaccin tegen mazelen in 1963 heeft vrijwel geen betekenis gehad (overgenomen uit: S. Humphries and R. Bystrianyk (2015).

Er kwamen wc’s, een rioleringssysteem, verbod op kinderarbeid. Er kwam een beter voedingsaanbod, een reinigingsdienst, die straten schoon maakte. Er kwam schoon, gezuiverd drinkwater, waarbij afvalwaterstromen gescheiden werden van de drinkwaterstromen. In sommige landen werd drinkwater gechloreerd, waardoor de laatste bacteriën in het drinkwater gedood werden. Er werden betere huizen met meer licht en lucht in de huizen en de lucht vervuilende industrie werd uit de steden gebannen. Stap voor stap hebben we onze leefomgeving kunnen verbeteren, waardoor kindersterfte afnam, kraambedsterfte verdween, de gemiddelde leeftijd geleidelijk aan steeg en wellicht het meest verwonderlijk, de reeks aan besmettelijke ziekten tot lichte aandoeningen transformeerden. Je stierf er niet automatisch meer aan en besmettelijke ziekten kregen steeds minder vat op het verloop van ons leven.

Tegenwoordig is het begrip ‘resilience’ oftewel weerbaarheid in zwang geraakt. Ben je als organisme (mens, dier, plant) in staat om te gaan met fluctuaties in het voedselaanbod, met ziektedruk? Hoe is je immuniteit/ afweer ontwikkeld, opdat je eigen immuunsysteem korte metten kan maken met infecties? Welke randvoorwaarden zijn hiervoor nodig?

Communicable en non-communicable diseases

De infectieziekten uit de vorige eeuw zijn evenals COVID19 communicable diseases. Dit betekent, dat er sprake is van een infectie-overdracht van de een naar de ander, bijvoorbeeld door contact, aanraken, te dicht bijeen werken, hoesten, aerosolen. Non-communicable diseases zijn de welvaartsziekten, die je niet door contact-besmetting, maar ‘besmetting van een levensstijl’ krijgt. De Westerse levensstijl en voedingspatroon zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de problematiek van hart- en vaatziekten, overgewicht, en immuun gerelateerde problemen. We steken elkaar aan door kopieergedrag en we exporteren onze problemen naar armere landen, doordat men daar onze leefgewoonten en voedingsgewoonten overneemt.

De ellende van de infectieziekten was in de 18e en 19e eeuw moeilijk te beteugelen door de aanwezige uitputting (te hoge fysieke inspanning), ondervoeding, slechte huisvesting en arbeidsomstandigheden van vrijwel de hele stadse, werkende bevolking. Ook in de COVID-epidemie worden tal van co-factoren genoemd, die ertoe leiden, dat mensen eerder sterven. Een co-factor is de leeftijd van mensen, we vergrijzen als bevolking en oude mensen gaan een keer dood. In de 18e eeuw stierven mensen door ondervoeding en slechte voeding, nu lijkt het meer de overmaat aan (verkeerde) voeding, wat zich uit in overgewicht (te weinig fysieke inspanning; overmaat aan wit vetweefsel, dat in een voortdurende staat van ontsteking is) en daarmee gepaard gaande metabool syndroom. Ondervoed zijn we waarschijnlijk vooral geworden als het om vitamines, sporenelementen en mineralen, en omega-3 vetzuren gaat; wij zijn onder verzorgd geraakt in Luilekkerland, een land van overvloed. Ook wat betreft de gefermenteerde producten zijn we eerder ondervoed. Bewerkt, samengesteld voedsel met een overmaat aan geraffineerde suikers en bepaalde verzadigde vetten zijn de belangrijke ingrediënten van ons huidige dieet. In een recent gepubliceerd artikel over de mogelijke impact van voeding op de ernst van Covid19 concluderen de onderzoekers, dat een goed functionerend immuunsysteem beïnvloed is door tal van voedingsfactoren, zoals die hierboven genoemd zijn. Immuniteit en gebalanceerde voeding kunnen een belangrijke bijdrage leveren in het verloop en de ernst van Covid19 (Mortaz et al., 2021).

Inenten als dogma om uit de problemen te komen?

In medische handboeken staat, dat de reeks aan infectieziekten bestreden zijn door de ontdekking van antibiotica en door het inenten van kinderen. Als je echter naar de sterk dalende cijfers kijkt in het tijdperk voordat deze beide maatregelen in zwang kwamen, dan was het al bijna gedaan met de meeste infectieziekten. Er is sprake van een 95-99% reductie ten opzichte van de piek en bovendien is de aard van de ziekten sterk veranderd, zij zijn milder geworden. Geen enkele infectieziekte vormt een uitzondering in de scherpe daling, wat impliceert dat er een algehele verbetering is van de levenskwaliteit van de mensen. Kun je dan wel beweren, dat vaccinatie en antibiotica de redding zijn geweest voor de mensheid? Of moet je eigenlijk zeggen, dat verbeterde leefomstandigheden en voeding de belangrijkste oorzaak zijn, dat deze ziekten verdwenen zijn?

Ook bij COVID19 wordt volledig ingezet op vaccinatie als enige en ultieme oplossing. Er wordt via de officiële RIVM-kanalen geen aandacht besteed aan de leefstijl, de voeding, de vitamine D3 voorziening, invloeden, waarover je slechts iets kunt lezen in kritische en alternatieve tijdschriften en blogs rondom COVID19. Co-morbiditeit door factoren als slechte voeding, te veel en verkeerde voeding, te weinig beweging, slechte ventilatie of gebrek aan vitamines (A, C, D) worden niet benoemd om de crisis aan te pakken. Om straks weer deel te mogen nemen aan de maatschappij, word je warm gemaakt voor vaccinatie. Dwang wordt het niet genoemd, je wordt ‘slechts’ uitgesloten aan deelname in de maatschappij, als je niet vaccineert en geen vaccinatie-paspoort kunt laten zien. Vooruitzicht is een jaarlijkse herhaling van vaccinaties en in alle leeftijden van de bevolking. Vrijheid in deze is ver te zoeken, omdat er al sinds het midden van de 20e eeuw een medische overtuiging heerst, dat je alleen door vaccinatie dergelijke infectieziekten kunt beheersen. Door falsificatie van de geschiedenis denkt iedereen inmiddels, dat vaccinatie de enige juiste uitspraak is. Vanuit een breder perspectief blijkt het omarmen van vaccinatie, evenals het gebruik van antibiotica geenszins de oplossing te zijn geweest. Levensstijl, allerlei aspecten van voeding, de juiste omgang en timing van micro-organismen behoren tot de mogelijkheden om weerbaar te worden, weerstand op te bouwen. Dan wordt een nieuwe bacterie of virus uiteindelijk endemisch, onderdeel van ons normale leven. De groep is immuun geworden, de bacterie of virus endemisch. Hoe je dit kunt bereiken, is een kwestie van tijd. Bij de vorige

Wanneer je naar de data van bloeddonoren kijkt, dan zie je de impact van beide acties: het inenten en het opbouwen van de gewone, eigen immuniteit. Sanquin houdt bij haar bloeddonors bij, wie al antisitoffen tegen COVID19 in zijn bloed heeft. In Nederland werd de eerste prik gezet op 6 januari 2021, daarna startte men met de oudste mensen en zakte stapsgewijs naar de jongere mensen. Sanquin splitst het aandeel mensen met antistoffen uit voor verschillende leeftijdsgroepen. In de drie groepen boven de 50 jaar (groen, blauw en paars) zie je een scherpe knik. Bij de lagere leeftijden is er nog veel meer sprake van het geleidelijk ontwikkelen van de groepsimmuniteit door infecties. Inmiddels (stand medio mei 2021) heeft 54% van de donoren antistoffen in het bloed, hetzij via besmetting, hetzij via de vaccinaties.

Figuur 2. Aandeel mensen in verschillende leeftijdsgroepen, die anitstoffen tegen COVID19 in hun bloed hebben. In 2020 zijn deze aantallen nog laag, maar gaandeweg stijgt het aandeel mensen geleidelijk (onder de 50 jaar; ongevaccineerd), dan wel zeer snel (boven de 60 jaar) door het vaccineren van de oudere mensen (Bron: website: Sanquin; bloedbank)

Literatuur

  • S. Humphries and R. Bystrianyk (2015). Dissolving Illusions – Disease, vaccines, and the forgotten history, 504 pages.
  • E. Mortaz, G. Bezemer, S.D. Alipoor, M. Varahram, S. Mumby, G. Folkerts, J. Garssen, I.M. Adcock (2021). Nutritional impact and its potential consequences on COVID-19 severity. Frontiers in Nutrition.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.