Melk, Weide koeien en vetzuren
Laat een reactie achter

Armelui’s “zuivel”

Take home message

  • De geschiedenis herhaalt zich. Werd in de 19e eeuw margarine als vervangend vet voor dure boter geïntroduceerd, anno 2000 exporteren de Europese landen samengestelde poeders bestaande uit magere poeder van de ondermelk, opgewerkt met plantaardige olie en vetten, met name palmolie. We houden de ‘echte boter’ intussen liever zelf.

Margarine

Keizer Napoleon wilde voor zijn leger een vervanging van de boter of het rundvet (tallow), en de Franse chemicus Mèche-Mouriès (1817-1880) patenteerde het boter-surrogaat. De basis werd gevormd door het margarinezuur, een verzadigd vetzuur met 17 C atomen (C17:0). Deze naamgeving klopt (waarschijnlijk) niet, aangezien dit vetzuur niet voorkomt in plantaardige vetten (oneven vetzuren). Er was eerder sprake van een mengsel van palmitine- en stearinezuur (C16:0 en c18:0), (even vetzuren). Qua naamgeving zijn we wel aan het margarinezuur blijven hangen: de kunstboter werd margarine.

Unilever is sterk verbonden met de start van de margarine-industrie. De Brabantse Margarine Unie (fusie Van den Berg en Jurgens, die sinds 1870 in Oss gevestigd waren) kwam samen met de Britse zeepfabrikant van de Lever Brothers; de Unie en Lever werd Unilever (1930). Er was al eerder een grote behoefte aan iets smeerbaars op brood, als vervanging van te dure en schaarse boter. De eerste margarine is niet te vergelijken met de huidige margarine; meer dan 100 jaar geleden was de basis rundvee-vet (tallow), en men moest eerst het industrieel ‘harden’ (lees: verzadigd maken) van de plantenvetten- en oliën onder controle krijgen. Met het harden verdween een deel van de onverzadigde vetzuren, die werden omgezet in verzadigde vetzuren (partial hydrogenisation). Gevolg is een verhoging van het smeltpunt, want net als boter moest margarine bij kamertemperatuur smeerbaar zijn.

Met de samenstelling van margarine is hetzelfde aan de hand als met die van melkpoeder voor baby’s: het volgt qua receptuur het wetenschappelijk inzicht. Margarine werd uiteindelijk geheel plantaardig, op basis van geharde plantenvetten. De wetenschap toonde aan, dat in het hardingsproces ongewenste trans-vetten werden gevormd, de industriële trans-vetten (i-tFA). Deze zijn er inmiddels uit (Fig. 1). Vitamines werden toegevoegd, vanwege de wens tot A, D en E in de margarine, en later werd er gekeken, hoe men het gehalte aan omega-3 vetzuren kon verhogen, met name door alfa-linoleenzuur (ALA) uit lijnzaad of essentiële vis-vetzuren (EPA). De discussie rondom verzadigd vet en de wens voor meervoudig onverzadigde vetzuren (PUFA) en omega-3 vetzuren leidde tot de term ‘dieetmargarine’. Speciale dieetmargarines vermelden het gebruik van bijvoorbeeld lijnzaadolie (vlas) of olijfolie. De basis van margarines is veelal palmvet, palmolie en zonnebloemolie (60:20:20), maar ook andere vetten worden gebruikt (raapzaad, maisolie, of kokosolie). Er kwam zelfs een ‘halva’-variant, waarin water aan de smeerbare emulsie (Eng.: table spreads) was toegevoegd. In sommige margarines zat nog slechts 20% vet. Vanuit wetenschappelijk inzicht wilde men namelijk de opname van verzadigd vet (en calorieën) terugdringen; margarine bestaat net als boter voor meer dan 80% uit vet.

Het type vet, dat in de USA werd geconsumeerd (Fig. 1) laat de duidelijke impact zien van de wetenschappelijke bevindingen op de vetconsumptie.

Fig. 1. De consumptie van de verschillende vetsoorten in de USA. Onder aan staan de tijdperken: boter en dierlijk vet; margarine en tenslotte het palmvet. Bovenaan staat de impact van industriele trans-vetten (i-tFA) aan het einde van de jaren 1990.

De nieuwe armen

Boter en dierlijk vet werd vanwege hart- en vaatziekten en obesitas vervangen door margarine. Dit proces heeft zich vanaf de jaren 1950 geleidelijk over het Westen verspreid. De ‘gezondere margarines’ moesten leiden tot het terugdringen van hart- en vaatziekten. We zijn echter geleidelijk versuikerd en dikker geworden, alle vet-reductie en vet-veranderingen ten spijt. Beter onderzoek dan dat uit de jaren 1950 (toenmalige boodschap: ‘je wordt vet van vet’) leidde tot een revival van de zuivelproducten, met name de melkvetten en gefermenteerde zuivel. Time magazine zette in 2014 prominent een boterkrul op haar voorpagina (fig. 2). Boter mocht weer en de vraag naar boter stijgt in de Westerse landen.

Fig. 2. Voorkant Time (2014)

Export, voedsel en moraliteit

Er is echter iets merkwaardigs aan de hand. Evenals de behoefte van goedkoop vet voor de Franse troepen van Napoleon, wordt nu ook goedkope zuivel naar Afrika verscheept, op basis van magere melkpoeder en een blend van plantaardige vetten, met name uit palmvet. De grootste exporteurs zijn Ierland, Polen en Nederland (Fig. 2) en in de laatste 20 jaar steeg de export van dit poeder van ca 50 naar 325 ton/jaar. Dit blijkt uit een publicatie van Corniaux et al. (2020) over de zuivelmarkt in West-Afrika. De Ieren gebruikten het melkvet voor hun drankje genaamd Irish Cream (merknaam o.m. Baileys) en bleven met de ondermelk zitten. Ierse boter is bekend vanwege haar vetzuurkwaliteit. Evenals in Nieuw-Zeeland staan de melkkoeien een lang weideseizoen buiten en eten vooral vers gras. Ondermelkpoeder opgewerkt met plantenvet vond zijn weg naar Nigeria, Senegal en Togo en daarna naar de buurlanden.

Fig. 2. Export van MGV (mengsel van magere melk en plantaardig vet in poedervorm) in ton product van 2000 tot 2019 vanuit de West-Europese landen

In West-Afrika groeit de vraag naar zuivel snel, echter met name door de import van mengsels van magere melkpoeder opgewerkt met een vet-mengsel uit palmolie in plaats van normaal melkvet. Het wordt verkocht als ‘mengsel van magere melk en plantaardig vet in poedervorm’; veelal vet uit palmolie, maar ook kokosolie. Aan dit type melkpoeder hangt een luchtje, zelfs meerdere. Corniaux et al. (2020) beschrijven, dat door de goedkope melkpoeder uit Europa (al dan niet met subsidie uit Europa verscheept), de lokale zuivelproductie, op basis van gewone koemelk niet goed tot ontwikkeling komt. Het verhaal lijkt op dat van de ingevroren kippenvleugeltjes, die massaal in Europa achterbleven (als restproduct van kippendijen en borstvlees) en die het lokale veehouders moeilijk maakte om een markt voor kip op basis van een ter plekke, geslacht compleet dier. Verser kan het niet, maar de bergen vleugeltjes (in ingevroren blokken) waren een te goedkoop alternatief.

In Europa zijn de termen ‘melk, boter, zuivelproduct’ wettelijk beschermd (Warenwet) en mag je geen producten met ondoorzichtige samenstelling aanbieden onder dezelfde naam. Havermelk werd verboden en heet nu haverdrink, het heeft niets met melk uit een uier te maken. In Afrika ontbreekt veel van deze bescherming, en weten mensen vaak niet welke poeders er gebruikt zijn om een yoghurt of zelfs kaas te maken bijvoorbeeld. Uiteraard wordt met reclame het beeld opgewekt van een grazende koe, ook in West-Afrikaanse landen, maar veel van dergelijke reclame is misleidend.

Verder voeren de auteurs ecologische redenen tegen het gebruik van palmvet aan: “het massale gebruik van palmolie bij de vervaardiging van veel voedingsproducten over de hele wereld wordt nu door verschillende NGO’s naar voren gebracht. Het gaat om de negatieve milieu-impact van industriële palmolieplantages, zowel om de ontbossing in producerende landen als om het energiegebruik van het vervuilend transport over lange afstanden.” Tropisch palmvet wordt naar Europa getransporteerd om opgewerkt te worden in magere melkpoeder om daarna als armelui’s zuivelproduct voor de Westafrikanen te dienen. Gek eigenlijk, als je bedenkt, dat Nederland nog niet zo lang geleden omkwam in het melkvet, in de vorm van de boterbergen, die jarenlang diepgevroren bewaard werden. Te duur voor de Afrikaan. Tenslotte wordt de vraag van de gezondheid aangesproken. Melkvet is wat anders als opgewerkt plantenvet, en de complexiteit van het vet is niet zomaar te kopiëren in de blends van plantaardige vetten en oliën. Palmolie, met name geraffineerde palmolie bevat een zeer hoog aandeel verzadigd vet in de vorm van pamitinezuur (C16:0).

Door deze manier van productie en handel ontstaan overal problemen. In Nederland wordt te veel melk geproduceerd door te hoog productieve koeien, die steeds minder buiten komen; in Maleisië en andere tropische gebieden verdwijnt het regenwoud en in West-Afrika eten de mensen slecht vet, en wordt ook de ontwikkeling van de eigen veehouderij geremd door de import van goedkope melkpoeder, aangelengd met plantaardig vet. De titel van de korte film “let us not export our problems” is derhalve niet alleen zeer treffend, maar van toepassing op alle delen van de handelsketen. Wij zijn nog ver weg van de met de mond beleden circulaire landbouw.

Literatuur

  • Corniaux, C., Chatellier, V., Dia, D., & Duteurtre, G. (2020). Palm oil in milk: how the European Union strengthens its presence on the West African dairy market by selling a milk powder substitute. HAL.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.