Bacteriële besmetting, Gezondheid, Historie
Laat een reactie achter

Escherichia coli

Het woord ‘bacteriologie’ bestond nog niet in het begin van de jaren 1880. Met mensen als Louis Pasteur (Fr) en Robert Koch (D) ontstaat een nieuw vakgebied. Tussen 1870 en 1890 kregen vele bacteriën, nadat ze ontdekt en beschreven waren, hun naam. Robert Koch ontdekte de Tuberkelbacterie (Mycobacterium tuberculosis) en de cholera-bacterie (Vibrio cholerae). Zo ook Escherichia coli, vernoemd naar uiteraard de ontdekker Theodor Escherich (1857-1911). Met de bacteriologie ging een compleet nieuw venster open om naar de wereld te kijken en om de verspreiding van ziekten anders te begrijpen. Daarbij was belangrijk, dat men inzag dat bacteriën de grondslag voor infecties konden vormen; de bacterie bleek dus (ook) een potentiele ziekteverwekker.

Theodor Escherich (1857-1911)

Escherich was kinderarts, bacterioloog en professor, die in 1885 de bacterie in de darm van de mens ontdekte. Hij gebruikte de vondst voor zijn proefschrift (Habilitation) in het onderzoek naar de gezondheid van jonge kinderen. De bacterie kwam zo algemeen voor bij kinderen en volwassen, dat Escherich het aanduidde als Bacterium coli commune. Na zijn dood werd de bacterie omgedoopt tot de bekende Escherichia coli of in zijn afkorting E.coli. De kinderarts Escherich werd in 1903 beroemd vanwege zijn pleidooi om baby’s vooral de (rauwe) melk van hun eigen moeder te geven. Door armoede gedreven konden werkende moeders (arbeiders) hun eigen kindje niet zelf voeden en in de rijkere laag van de bevolking wilde men vaak het eigen kindje niet voeden. Theodor Escherich werkte eerst in het pathologisch instituut van Wenen en onderzocht toen moedermelk. Daarbij toonde hij aan, dat als eerste aan, dat de moedermelk die vanaf de eerste dag na de geboorte tot 8 maanden bemonsterd werd, steriel was, terwijl de melk van koortsige moeders gele en witte Staphylococcen bevatte (Friedman, 2006). Escherich was ervan overtuigd, dat kennis van bacteriën vele problemen bij de jonge kinderen kon oplossen. Als kinderarts bond Theodor Escherich de strijd aan tegen diarree bij jonge kinderen, een probleem samen met dehydratatie, waar kinderen vooral ‘s zomers aan konden sterven. De wereld van de bacteriën was nog goeddeels onbekend en zeker nog niet als oorzaak van ziektes als diarree.

Uit de kennis opgedaan in het begin van de jaren 1880 rondom Cholera (in Napels) en E.coli bij kinderen kwam de impuls om de focus te verleggen naar hygiëne. Aan verschillende universiteiten werd een nieuwe leerstoel gestart rondom het thema ‘hygiëne’ en daarmee de blik op preventie. Dit bleek uiteindelijk een van de belangrijkste bijdragen voor het terugdringen van infectieziekten, ver voordat antibiotica en penicilline zijn intrede deed. Stromend water, doorspoel-WC’s en gescheiden afvoer van feces in de steden in combinatie met verbeterde voeding, schone handen en kleding en de pasteurisatie van slechte melkkwaliteit gaf een forse teruggang van kindersterfte.

E.coli als model voor kennis van bacteriegroei en infecties

E.coli werd uiteindelijk een soort van model-bacterie. Het kwam overal voor, was makkelijk te kweken. Veel biochemische of genetische kennis over micro-organismen zoals we dat nu kennen, startte met de kweek van E.coli. Escherich zag al snel, dat E.coli meer of minder virulente stammen kende, al dan niet verantwoordelijk voor gewone vertering van ons voedsel in de dunne darm of juist een vorm van diarree veroorzakend. Escherich zag in zijn tijd vooral onder de microscoop verschillen in vormen en gedrag van de E.coli-varianten. Door het moleculaire onderzoek in de laatste 30-40 jaar zijn onderzoekers veel beter in staat de veelheid aan stammen te doorgronden, de ene nog pathogener dan de andere. E.coli is als bacterie-soort eerder een groep van bacteriën, waarvan de ene diarree veroorzaakt, de ander nierfalen, de derde ons voedsel verteert. Het merendeel van de E.coli stammen is onschuldig, nuttig en noodzakelijk voor ons gewone leven. E.coli is binnen de rauwe melk en de rauwmelkse producten negatief bekend als ‘vroeg-los’ in de Goudse boerenkaas ontstaat door een overmaat aan E.coli-bacterien in de kaasmelk. Gewoon, omdat men niet hygiënisch genoeg werkte bij het melken. Verder moeten rauwe melk en rauwmelkse producten vrij zijn van STEC (of EHEC), de shigatoxine producerende E.coli (of de Enterohemorage E.coli).

De STEC wordt vanaf einde jaren 1980 kritisch vervolgd vanwege voedselveiligheid en wordt inmiddels nog veel verder (genomisch) onderverdeeld op basis van combinaties van verschillende genen. Dergelijke STEC-stammen bestonden nog niet einde 19e eeuw en Escherich kon niet bevroeden, dat zijn naam vooral verbonden zou blijven met waarschuwingen, virulentie, nul-toleranties en vooral ook angst voor rauwe melk.

Literatuur

  • Escherich, T. (1886). Die Darmbakterien des Säuglings und ihre Beziehungen zur Physiologie der Verdauung. Enke.
  • Friedmann, H. C. (2014). Escherich and Escherichia. EcoSal Plus, 6(1), 10-1128.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.